Voor de quiz moet je omlaag scrollen. Je komt daarbij eerst langs archiefstukken van Het Doesborghsche SchaakGenootschap en een stukje clubhistorie van Dr.H.J.G.M. Scholten.
Het Doesborghsche SchaakGenootschap - 21 MEI 1873 - 21 mei 2023
De Geschiedenis van DSG
Onderstaande gegevens komen uit “Het Schaakleven in Nederland in de negentiende eeuw” door Dr.H.J.G.M. Scholten. In zijn onderzoek besteedt Scholten ruime aandacht aan de geschiedenis van een groot aantal schaakverenigingen.
Ook onderzoekt hij de vraag “welke vereniging is de oudste van Nederland?”.
Zijn conclusie is uiteindelijk:
1. Discendo Discimus (Den Haag), opgericht 29 december 1852.
2. Het Doesborghsche SchaakGenootschap, opgericht 21 mei 1873.
3. Schaakclub Utrecht, opgericht 5 oktober 1886.
Het hoofdstuk over het Doesborghsche SchaakGenootschap is als volgt samen te vatten:
DSG is opgericht in mei 1873, waarschijnlijk op 21 mei, omdat de schriftelijke uitnodiging van 17 mei 1873 voor 21 mei bewaard is gebleven in het Gemeentearchief te Doesburg. De gedrukte wetten van de vereniging maken echter melding dat ze zijn vastgesteld op de eerste Algemene Vergadering op “den 1sten Mei 1873”. Deze "wet", die we nu statuten noemen, bevatte vijf hoofdstukjes, alles op 3 A4-tjes en diende tevens als huishoudelijk reglement en als reglement van orde. Het was ondertekend door W. Warren, (President) en Alex Wennekendonk, (Secretaris-Thesaurier).
De contributie bedroeg fl. 2,00 per jaar en "de gewone bijeenkomsten hebben plaats elken Maandag des avonds van 7 tot 10 ure en wanneer een Algemeene Feestdag op dien dag valt, des Dinsdags. Ieder lid heeft de bevoegdheid vreemdelingen te introduceren."
De vereniging start met een redelijk aantal leden (±15), maar de opkomst is van het begin af aan slecht. Spreekt het jaarverslag van 1874 nog over “het tweede jaar is zeer kalm geweest”, in 1876 is de constatering: “..dat nog zoovele leden bij voortduring, of zeer schaars of in het geheel niet onze bijeenkomsten bijwonen”. In 1878 wordt er een advertentie geplaatst in de krant om op die manier leden te werven. Er reageert echter slechts één persoon, die ook nog eens een maand later weer vertrekt. In 1880 wordt een dieptepunt bereikt, voorzitter Warren stelt voor vanwege de slechte opkomst de vereniging voor een jaar op te heffen. Gelukkig wordt dit voorstel in de vergadering verworpen. Er wordt voorgesteld om “eene annonce in ‘de Koning en Grondwet’ te plaatsen, om het publiek op onze vereniging opmerkzaam te maken”. Of het aan deze “annonce” gelegen heeft of niet, maar het ledental neemt met zes toe. In 1882 complimenteert de voorzitter de leden zelfs met hun trouwe opkomst!
In dat zelfde jaar 1882 wordt besloten tot een onderlinge wedstrijd om “prijs en premie”, maar dit “is door bijzondere omstandigheden niet tot uitvoering gekomen”. De voorzitter had namelijk een broertje dood aan centen uitgeven. Doordat er weinig geld werd uitgegeven, groeide het kastegoed behoorlijk, dit gaf aanleiding tot heftige discussies. In 1888 luidt het voorstel om bij het souper ter gelegenheid van het 15-jarig bestaan ƒ2,- per persoon uit de kas bij te dragen. Dat stuit op verzet. Uiteindelijk wordt er ƒ2,-, plus 75 cent voor de wijn uitgekeerd, plus een fijne sigaar”.
Op 20 april 1891 bedraagt het saldo ƒ 101,29. In dat jaar wordt er weer gediscussieerd over het kastegoed. De voorzitter acht een reservefonds ter hoogte van ƒ100,- wenselijk voor de instandhouding van het genootschap en voor het 25-jarig jubileum in 1898. Een jaar later in 1892: “Met het oog op den zeer gunstigen toestand der Kas en omdat wij niet voor het nageslacht behoeven te sparen, stelt dhr. Van Assen voor een soupertje te houden”, Het voorstel wordt aangenomen, ondanks protest van de voorzitter. De voorzitter verschijnt overigens niet op het souper. In 1896 verkeert DSG opnieuw in een crisis, bestuursleden treden af en niemand wil hen opvolgen. Ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan wordt een diner georganiseerd, het kastegoed slinkt als gevolg hiervan tot ƒ30,-, de reservediscussie is hiermee beëindigd. Dr. Warren komt niet naar het diner en bedankt als lid.
In de samenstelling van het Doesborghsche SchaakGenootschap overheerst de culturele elite: predikanten, juristen, medici en onderwijzers. Tussen 1889 en 1895 was ook een aantal militairen lid. De maandagavond is vanaf de oprichting de meest in gebruik zijnde speelavond geweest. De gemiddelde leeftijd van de leden (tussen 1873 en 1900) bedroeg 50 jaar.
In de vergadering van 15 november 1899 wordt een opmerkelijk besluit genomen: “Het voorstel van den heer H. Uurbanus om ƒ 25 ,- uit de kas te geven aan de Ned. Zuidafrikaansche Vr. ter ondersteuning van in den strijd gewonde Boeren en der nagelaten betrekkingen van gesneuvelden werd met algemene bijval begroet en aangenomen".
Hoe DSG wist te overleven, verklaart Scholten als volgt: Ten eerste bestond er enige diversiteit binnen de vereniging, deze diversiteit blijkt niet uit de beroepen, maar wel uit de aanhangende religie. Binnen DSG vormde de Nederlands Hervormden de grootste groep, gevolgd door een groep gelovigen van kleinere protestantse gemeenten, met name remonstranten. Juist in de moeilijke perioden van de vereniging neemt het percentage remonstranten toe, want zij blijven lid. Ten tweede de aanwezigheid van een motor in de vereniging. In 1893 werd H. Uurbanus (onderwijzer) lid, hij zou lid blijven tot zijn dood in 1948 en in die tijd vele bestuursfuncties vervullen.
(Met dank aan de medewerkers van het Doesburgs archief.)
(Op de website https://www.dsg1873.nl staat nog meer informatie.)
Abonneren op:
Posts (Atom)